28 mei 2014

SGP voert interpellatiedebat over scholenhuisvesting Ederveen

MdV,

Exact één jaar geleden, ook op 22 mei, heeft ondergetekende namens de SGP vragen gesteld over de huisvestingsproblematiek van de scholen in Ederveen. Net voor de verkiezingen tijdens ons werkbezoek aan beide scholen, hebben we als fractie opnieuw kennis genomen van deze problematiek.

Als antwoord op de vragen van de SGP van 22 mei 2013 kwam het college met een marsroute, geformuleerd in een memo van 4 juni 2013. Op 18 maart 2014 stuurt u de gemeenteraad een memo over deze problematiek. Op 2 april stuurt u de scholen een brief met de richting die het college denkt in te slaan. De scholen reageren middels een zienswijze op 28 april. Daarop reageert het college weer richting de raad middels een memo.

Maandagavond 19 mei is, voorafgaande aan de fractievergaderingen,  door de directeuren van de basisscholen in Ederveen ingesproken. Tijdens deze inspraak zijn forse uitspraken gedaan, waarbij de werkwijze van de gemeente openlijk in twijfel is getrokken. Nu kunnen ambtenaren zich niet politiek verdedigen, dat moet de verantwoordelijk wethouder doen. Middels dit interpellatiedebat heeft de raad de mogelijkheid hoor en wederhoor toe te passen en een evenwichtig beeld te krijgen van de hele situatie.

De SGP heeft daarom de volgende vragen:

1. Tijdens de inspraak, en ook in de memo van 13 mei is sprake van een zienswijze  namens de schoolbesturen. Is die zienswijze ter kennisname naar de raad verzonden? Zo ja, wanneer en waar is deze te vinden; zo nee, waarom niet?

2. Hoe kan het dat de gemeentelijke prognoses al jarenlang achter de feiten aanlopen en feitelijk niet blijken te kloppen?  Wat doet u eraan om ervoor te zorgen dat de prognoses een beter beeld geven van de werkelijkheid?

3. In de B&W notitie geeft u aan dat u de telgevens per 1 augustus 2014 afwacht en dan zo nodig een spoedprocedure start. Maar rond 1 september moeten de leerlingen wel onderwijs krijgen, bent u in staat in 1 maand tijd een noodoplossing te bieden?

4. Volgens de insprekers kloppen de gehanteerde afmetingen in de notitie niet. Zij stellen dat willens en wetens niet de juiste maten aangehouden zijn, omdat dit meer in het belang van de gemeente zou zijn. Er zou zelfs sprake zijn van meetellen van meters die door de school zelf bekostigd zijn.

a) hanteert zowel de gemeente als de school hetzelfde normenkader bij het berekenen van de bestaande omvang van de gebouwen?  Zo ja, hoe kan hier dan toch verschil in zitten? Zo nee, welk normenkader is wettelijk van toepassing?

b) Zijn in de gemeentelijke berekeningen door de school bekostigde vierkante meters meegeteld?

c) Zitten er in het normenkader mogelijkheden om “naar de gemeente toe te rekenen”, zo ja is daar sprake van geweest? Zo nee, hoe ontstaat dan het beeld van willens en wetens niet de juiste maten aanhouden?

d) Bent u bereid om de gehanteerde getallen door een onafhankelijke derde partij te laten verifiëren?

5 Zowel in de notitie van april 2014, als in de B&W memo van 13 mei, wordt een beeld geschetst van constructief overleg tussen de gemeente en de basisscholen. Tijdens de inspraak spraken de insprekers over “ een konijn uit de hoge hoed” toen het ging over de voorgestelde scholenruil.  Hoe verklaart u dit grote verschil in beleving?

6 Tijdens de fractievergadering van de SGP van afgelopen maandag, zijn vertegenwoordigers van de Hervormde Kerk die bij de Julianaschool staat, in de fractie geweest en ook zij hebben aangegeven dat ze volledig verrast waren door de ideeën rondom de ruiling van de schoolgebouwen. En zij hebben direct belang omdat een deel van deze gebouwen gezamenlijk eigendom zijn en ook gezamenlijk gebruikt worden.

a) Hoe kan het dat met deze belanghebbenden geen overleg geweest is over de mogelijke scenario’s?

b) Is met deze kennis over de eigendomssituatie het scenario van de ruiling nog wel mogelijk?

7 In de notitie van april wordt naar een keuze toe geredeneerd op basis van de hoogte van het investeringsbedrag dat bij de diverse scenario’s aan de orde is. Aspecten als restlevensduur, onderhoudskosten, energielasten, klimaatbeheersing, functionaliteit in relatie tot onderwijsvormen, flexibiliteit van de ruimtebenutting, enzovoort  komen niet of nauwelijks aan de orde. En zo ze al genoemd worden tellen ze niet mee in de gemaakte afwegingen.

a) Is voor B&W alleen de hoogte van de investering die op korte termijn gedaan moet worden van belang?

b) Is B&W bereid om qua financiën te zoeken naar een scenario waarbij sprake is van de laagste maatschappelijk kosten op de lange termijn?

c) Is B&W bereid om bij de scenariokeuze ook onderwijskundige, leefbaarheids en duurzaamheidsaspecten in de afwegingen mee te nemen?